Kastelen en landhuizen.
De kastelen waren in de vroege Middeleeuwen goed beschermde en verdedigbare
woonplaatsen. Het hoofdgebouw waar de heer en zijn familie verbleef was meestal
de massieve woontoren of donjon. Achteraf werden ze uitgebreid met stallingen
voor de paarden en kleine aaneengesloten woningen voor knechten en dienaars met
hun gezin. Mooi voorbeeld bij ons is de van oorsprong Frankische Poddegemhoeve
uit de 7de eeuw. Rond dit geheel kwamen versterkte muren met hoektorens,
voorzien van schietgaten en kantelen. Soms waren het aanvankelijk vierkanthoeven
die omwille van de vele invallen van (Spaanse, Franse en Oostenrijkse
legerbenden) werden versterkt. Vooral in Haspengouw, tussen Tervuren en Leuven,
en Waals-Brabant nog te bewonderen . Er waren kleine en grotere kastelen, dit
naargelang de titel en de rijkdom van de plaatselijke ridders en hun gebied.
Vanaf de 17e en 18e eeuw kent ment de opkomst van de landhuizen. Dikwijls waren
voormalige burchten, waarvan een deel van de versterking werd afgebroken en
vervangen door meer open woningen in de stijl van de tijd. Meestal bleef het
imposante donjon bewaard. Dergelijk landhuis wordt vaak beschreven als “hof van
plaisanterie”. Deze woningen waren dikwijls het buitenverblijf van een
welstellend burger of edelman uit de stad en hun dienstpersoneel. Deze kastelen
kenden meerdere verbouwingen of renovaties. Zo
bijvoorbeeld bij ons het Prinsenkasteel.
In de 19e eeuw durft men, uit een zekere ijdelheid, het landhuis of zelfs de
nieuwe grote villa de naam van kasteel geven.
Historische kastelen bevonden zich vaak op een terp of motte, een eilandje
midden een grote vijver, die aanvankelijk een slotgracht was, en mee hielp aan
de verdediging.
Later zal men de vijvers dempen of verkleinen. Ook het volume van het park en de
tuinen er rond werden flink ingekrompen door verkaveling van percelen wegens
geldnood om het domein te kunnen onderhouden.
|