Kasteel 'Ter Eiken'
Het "Kasteel Ter Eiken" met aanhorigheden en omringend park is gelegen ten
noordwesten van het dorpscentrum buiten de bebouwde kom, aan de grens met Nieuwenrode. Landschappelijk aangelegd park van de straat gescheiden door een
meidoornhaag. Met uitzondering van het koetshuis (nr. 48) zijn de overige
gebouwen ingeplant in de noordwestelijke hoek van het domein: het landhuis (nr.
50) wordt aan de noordzijde voorafgegaan door een conciërgewoning met aanpalende
dienstgebouwen (nrs. 52-54) en een vrijstaande oranjerie, hierdoor ontstaat er
een gedeeltelijk ingesloten voortuin, heden met gras en omlopend gekasseid pad.
Het koetshuis werd tot woning verbouwd en heeft een apart toegangshekken tussen
bakstenen pijlers met gecementeerde muurbanden in het zuidwesten van het domein.
De historische site wordt in 1717 beschreven als een "behuisde hofstede" en op
de Ferrariskaart (1771-1778) weergegeven als twee afzonderlijke omhaagde volumes
met achterliggende omhaagde dreef(?) die leidt naar het oostelijk gelegen
Gravenbos. Op het einde van de 18de of begin 19de eeuw geëvolueerd naar een
landhuis op smalle rechthoekige plattegrond voorafgegaan door een haaks
ingeplant volume op dito plattegrond; omgeven door een lusttuin van circa 67 a
(Primitief kadasterplan, 1821), in loop van de eerste helft van de 19de eeuw
uitgebreid tot circa 17 ha. In 1901 werd luitenant Henri Hasse eigenaar, hij
vergrootte het park nogmaals met circa 1 ha 36 a en verbouwde het kasteeltje in
twee fasen (zie mutatieschetsen en oude postkaarten). In 1901 bouwde hij aan de
achtergevel een haaks volume van twee bouwlagen onder afgesnuit zadeldak, ten
noorden geflankeerd door een éénlaags volume waarop gelijktijdig of in 1908 een
wintertuin werd geplaatst; het centrale deel van de voorgevel werd voorzien van
een toren en de hoofd- en zuidelijke zij-ingang van luifels. In 1908 werd de
zuidelijke oksel aan de achtergevel bebouwd met een afgerond éénlaags volume,
mogelijk een tweede wintertuin. Oude postkaarten tonen het toenmalige kasteeltje
als een langgerekt bepleisterd volume van negen traveeën en twee bouwlagen onder
een leien schilddak centraal verhoogd door een toren van drie bouwlagen op
vierkante plattegrond onder afgetopte leien naaldspits geflankeerd door getrapte
vleugelstukken. De ver uitstekende beglaasde giet- en smeedijzeren luifel ter
hoogte van de hoofd- en een kleinere ter hoogte van de zuidelijke zij-ingang
vertonen een vage art-nouveau-inslag.
Ook het domein werd verder uitgebouwd met onder meer tegen de noordelijke
perceelsgrens een nieuwe conciërgewoning met aanpalende dienstgebouwen op de
plaats van de voorgaande en een heden gesloopte broeikas, beiden van 1901,
waartussen in 1908 een oranjerie werd opgetrokken. Meer zuidwaarts in het park
een koetshuis van 1901, uitgebreid in 1908 en een tweede, eveneens gesloopte,
broeikas van 1901.
Nadat het domein nog een paar keer van eigenaar veranderde, kwam het in 1956 in
handen van Manuel Gernaert-Thys, die het landhuis ontpleisterde, de toren
verwijderde en tot zijn huidige T-vormige plattegrond herleidde door de haakse
vleugel aan de achterzijde met twee traveeën uit te breiden en de volumes in de
oksels te slopen.
De toegang tot het domein is gelegen in de as van het kasteel en wordt
gemarkeerd door twee kalkzandstenen pijlers met eenvoudig geprofileerd kapiteel
waarop een hardstenen dekplaat geflankeerd door een vaste grille; gietijzeren
zuiltjes met basis, gecanneleerde schacht en kapiteel met gesteelde bol vormen
de overgang naar de poortvleugels met recht beloop en gietijzeren pijnappels op
de stijlen en makelaar. Aan weerszijde van het hek een meidoornhaag die de
scheiding vormt tussen de straat en domein.
Nr. 50. Statig landhuis op T-vormige plattegrond met huidig neoclassicistisch
uitzicht uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Het hoofdvolume parallel aan de
straat gaat in kern minstens terug tot de 18de eeuw, de haakse vleugel dateert
van 1901 en werd met twee traveeën verlengd circa 1958. Baksteenbouw van twee
bouwlagen onder gecombineerde leien schilddaken voorzien van pirons op de
hoeken, een klokkenruiter onder ingesnoerde naaldspits en meerdere dakkapellen
onder afgesnuite leien zadeldakjes eveneens met piron.
Het ontpleisterde hoofdvolume van negen traveeën bestaat uit duidelijk drie
onderscheiden volumes (zie bouwnaden). De twee zijdelen van elk twee traveeën op
een kalkzandstenen onderbouw van regelmatig gekapte blokken klimmen minstens op
tot begin 18de eeuw en werden op het einde van de 18de - begin 19de eeuw door
middel van vijf traveeën met elkaar verbonden. Baksteenbouw met gebruik van
kalkzandsteen voor onder meer de onderbouw, plint, hoekkettingen, venster- en
deuromlijstingen en de omlopende kwartbol geprofileerde daklijst. Symmetrische
voorgevel met dubbelhuisopstand bekroond met een naar verhouding onjuist
driehoekig fronton met oculus (circa 1958). Voormalige beluikte, rechthoekige
vensters voorzien van kalkzandstenen lateien en hardstenen dorpels, de vensters
in de oudste gedeelten met kalkzandstenen negblokken. Geaccentueerde deurtravee
met kalkzandstenen rechtstanden op neuten onder meerledig geprofileerde
hardstenen druiplijst, bekroond door een deurvenster met Frans balkon.
Oorspronkelijk gelijkaardige achtergevel doch met getoogde vensters in het
centrale gedeelte. Zuidelijke zijgevel met identieke deuromlijsting als de
voorgevel. Het houten schrijnwerk van de vensters werd vermoedelijk bij de
verbouwingen van circa 1958 hermaakt naar voorgaand model (zie het iets zwaarder
profiel), de houten deuren met een sterke roedeverdeling dateren nog van de
verbouwingen van 1901 (zie oude postkaarten). Omlopende houten kroonlijst op
klossen van circa 1958.
Interieur. De meeste interieurelementen zijn bewaard gebleven in de inkomhal:
onder meer de rood-zwarte tegelvloer, de houten decoratief uitgewerkte
wandbekleding en in de noordoostelijke hoek een prachtige rococotrap met
asymmetrische trappaal met tegenkrul en platte S-vormige spijlen gevat in een
rococo-uitgewerkte trapkast. De kamer ten zuiden bezit nog een witte marmeren
vloer en gordijnkasten uitgewerkt met rozetjes. De leefruimte in de oostelijke
dwarsvleugel kreeg na de verbouwing van circa 1958 een rococo-aankleding
mogelijk met van elders gerecupereerd materiaal (zie spiegel).
De oranjerie is gesitueerd ten noorden van het landhuis, aansluitend en haaks op
de bakstenen omheiningsmuur, opgetrokken in 1909 naar analogie met de ernaast
gelegen dienstgebouwtjes.
Rechthoekig gebouw aan de tuinzijde met afgeschuinde hoeken onder een afgesnuit,
deels uitstekend, zwart pannen zadeldak, nok parallel aan de straat.
Baksteenbouw op een afgeschuinde breukstenen en arduinen sokkel gedecoreerd met
gecementeerde muurbanden en geopend door rechthoekige vensters met geprofileerde
hardstenen lateien, dorpels en tussenstijlen en een brede rechthoekige deur
onder ijzeren I-balk met rozetjes. Het houten schrijnwerk met ijzeren
roedeverdeling bleef behouden.
Nrs. 52-54: Conciërgewoning en aanpalende dienstgebouwen van 1901 haaks
ingeplant ten opzichte van de straat op de noordelijke perceelsgrens. Langgerekt
complex bestaande uit verschillende bakstenen volumes van één en twee bouwlagen
op een afgeschuinde breukstenen en hardstenen sokkel onder verspringende en
gecombineerde zwarte pannen zadel- en schilddaken. Geveldifferentiatie door
middel van bepleistering, imitatiespekbanden en pseudo-vakwerk. Getoogde of
rechthoekige muuropeningen met geprofileerde hardstenen dorpels en stijlen onder
dito lateien of metalen I-balken met rozetjes. Het houten schrijnwerk met houten
en ijzeren roedeverdeling alsook het hang- en sluitwerk bleven bewaard.
Het meest westelijke, U-vormige volume met art-nouveau-inslag bezit in de
achtergevel een merkwaardig groot drielicht gedeeltelijk onder een ijzeren
I-balk en gevat in een cirkelvormige ontlastingsboog met hardstenen
sierelementen. Het binnenkoertje is overdekt met een beglaasde ijzeren luifel,
in de hoeken zijn de in elkaar verstrengelde initialen L. H. verwerkt.
■Abdijarchief Grimbergen, postkaartenverzameling van P. Wagenaar.
■Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Humbeek: 1867/3, 1879/5, 1902/2,
1909/7, 1944/4 en 1958/7.
■Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in
België. Architectuur, dl. 2n, Vlaams Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 1977, p.
289-290.
■SPINAEL, H., Humbeek, vroeger en nu, Kapelle-op-den-Bos, 1967, p. 170-171.
Bron: Van Damme M. met medewerking van Debacker I. & Boekstal P. 2005:
Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente
Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen
door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, (onuitgegeven werkdocumenten).
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
|