Landelijk gelegen "Sint-Niklaashoeve", voorheen "Hof ter Heide" ten noordoosten
van het dorpscentrum. Restant van een semi-gesloten hoeve van 1767 (zie
cijferstenen) op een oudere site die minstens opklimt tot de 14de eeuw.
De oudste benaming "Hof ter Heide" verwees naar het toenmalig gehucht
"Heienbeek" (later Verbrande Brug) waarin het goed gelegen was. Het hof, gelegen
aan de baan die het voornoemd gehucht verbond met het gehucht Lint, was
aanvankelijk eigendom van de heren van Grimbergen die het in 1351 verkochten aan
Willem van Maele. Hij schonk de hoeve in 1358 aan de Huisarmen van de
Sint-Niklaasparochie van Brussel; sinds toen "Sint-Niklaashoeve" geheten. Op het
einde van de 17de eeuw bestond het areaal uit 53 bunder, 1 dagwand en 40 roeden
waardoor het tot de grotere hoven van Grimbergen behoorde. Tijdens de Franse
periode kwam het zoals alle kerkelijke goederen onder beheer van de staat maar
werd naderhand opnieuw verworven door het "Bureau van Weldadigheid van
Sint-Niklaas" te Brussel, in 1925 omgevormd tot "Commissie van Openbare
Onderstand". In de tweede helft van de 19de eeuw werd het hof van 15 hectaren,
35 aren en 20 cent uitgebaat door de familie Leemans en dit tot minstens de
jaren 1950. Later werd de Sint-Niklaashoeve aangekocht door ridder Thijs om
onder meer zijn rijke collectie koetsen onder te brengen. Hijzelf bewoonde het
nabijgelegen Lintkasteel (Lintkasteelstraat nr. 22).
Het pachthof werd in 1767 opgetrokken ter vervanging van een ouder hof waarvan
een schetsmatige afbeelding in het kaartboek van de abdij van 1699. De
Ferrariskaart van 1771-1778 toont een aan de straat gesitueerde gesloten hoeve
met ingang in de noordwestelijke hoek, gelegen in een ruime omhaagde boomgaard
waarin een eveneens omhaagde moestuin. In 1821 (Primitief kadasterplan) wordt
een semi-gesloten hoeve weergegeven, opgebouwd uit twee L-vormige volumes met
ingang aan de noordzijde (zie bewaarde poortstijl aan de paardenstallen) en een
bakhuis ten oosten. Het achteraan gelegen omgracht perceel en de poel werden
gevoed door een aftakking van de Kelkebeek die aan de overzijde van de straat
vloeit. Circa 1872 sloopte men de bijgebouwen rond de oostvleugel (paardenstal,
woonhuis) en de zuidvleugel (stal, koetshuis) waardoor ze tot hun oorspronkelijk
volume werden herleid. Het interieur van de oostelijke vleugel werd in drie
stukken opgedeeld. Mogelijk werd er ook een nieuw bakhuis achter het woonhuis
opgericht. De poel verdween en de gracht werd verlegd waardoor het perceel
aanzienlijk vergrootte. Gezien het landbouwareaal in de tweede helft van de 19de
eeuw met bijna twee/derde was gekrompen, waren de monumentale schuur ten westen
en aanpalende haakse stallen ten noorden overbodig geworden en werden ze circa
1876 gesloopt. De inrichting van de paardenstallen naast het woonhuis dateert
uit de tweede helft van de 20ste eeuw en gebeurde in opdracht van Ridder Thijs.
Aan de straat gelegen, deels omhaagde L-vormige hoeve bestaande uit twee
vrijstaande volumes rond een erf: ten oosten de paardenstallen met in het
verlengde het boerenhuis en ten zuiden de stalvleugel en het koetshuis. Het met
gras begroeide en beboomde erf is voorzien van een omlopend kasseien pad en een
vijver, de vrije zijden zijn afgeboord door een houten omheining begroeid met
klimop. Achter het boerenhuis ligt de grotendeels omhaagde, voormalige moestuin
(heden bloementuin) en boomgaard met tweeledig bakhuis.
De hoeve wordt gekenmerkt door verankerde en witgeschilderde bakstenen volumes
op een gepikte, breukstenen plint onder pannen zadeldak; verlevendigd door het
veelvuldig gebruik van witte natuursteen voor onder meer de plint,
hoekkettingen, venster- en deuromlijstingen, consooltjes, gevel- en
cijferstenen. Karakteristiek zijn de centrale deurtraveeën hoger opgetrokken
doormiddel van een dakvenster met tuitgeveltje, een zogenaamd "Vlaams venster".
Paardenstal met aangrenzend boerenhuis onder licht geknikt doorlopend pannen
zadeldak, nok haaks op de straat, gevat tussen aandaken; in de linkerzijgevel
1767 gedateerd.
Het woongedeelte met verhoogde begane grond bestaat uit zes traveeën, geopend in
vijf, waarvan de eerste (deur)travee uitloopt op een verankerde dakvenster met
tuitgevel voorzien van vlechtingen en een getralied rechthoekig (laad)venster
met kwarthol geprofileerde dagkanten en latei-consooltjes. Beluikte vlak
omlijste steekboogvensters met negblokken en vernieuwde dorpels. Steekboogdeur
voorzien van een kwarthol geprofileerde omlijsting op neuten, rechtstanden van
negblokken, een sluitsteen en een rechte tussendorpel waarboven een getralied
bovenlicht onder een geprofileerd druiplijstje, voorafgegaan door vier treden in
blauwe hardsteen.
Links van het woonhuis een paardenstal van vier traveeën en anderhalve bouwlaag
toegankelijk via een steekboogvormige staldeur met rechtstanden van negblokken
(op foto van 1972 rechthoekig). Rechts hiervan een rechthoekige deur met
kwarthol geprofileerde negblokken en latei-consooltjes omgevormd tot nis. De
twee venstertjes met kwarthol geprofileerde omlijsting dateren van het einde van
de 20ste eeuw (zie foto van 1972).
Achtergevel met een gelijkaardige centraal verhoogde deurtravee als de erfgevel.
Getralied kalkzandstenen venster met kwartholprofilering en een verbouwd
eveneens getralied (kruis?)venster in het woonhuis; gewijzigde rechthoekige
openingen in het stalgedeelte.
Zijgevel aan de straat met top- en schouderstukken op consooltjes,
hoekkettingen, vlechtingen en cijferstenen die het jaartal "1767" vormen.
Voormalig laadvenster met vernieuwde latei en tussendorpel en een gedicht
venster rechtsonder. Aan de rechterhoek sporen van een kalkzandstenen poortstijl
met kwarthol profilering die doorloopt op het afgeronde hoekconsooltje. Op
gelijkaardige wijze afgewerkte rechterzijgevel voorzien van gevelstenen met de
initialen "JBVDV/P", "ML/P" en "PD/P", twee voormalig beluikte steekboogvensters
op het gelijkvloers en een topvenster. De twee beluikte vensters ter hoogte van
de tweede bouwlaag zijn van recentere datum.
Stal en koetshuis van vijf traveeën en één bouwlaag onder licht geknikt pannen
zadeldak gevat tussen aandaken, nok parallel aan de straat; uit dezelfde
bouwperiode als het woonhuis. Drie kleine langwerpige venstertjes afgewisseld
met drie steekboogdeuren op neuten, allen met kwarthol geprofileerde omlijsting.
Derde (deur)travee met gelijkaardig dak- en laadvenster als het woonhuis. De
meest rechtse travee bevat een getoogde ontlastingsboog boven de aangepaste
rechthoekige poort met houten latei. Zijgevels met top- en schouderstukken,
vlechtingen, muurkettingen en een venster. Aan de rechterzijgevel een
afgeschuinde steunbeer.
Ten oosten van het woonhuis groot tweeledig bakhuis vermoedelijk van circa 1872.
Gewit bakstenen volume op gepikte plint onder verspringende pannen zadeldaken en
rechthoekige openingen onder houten lateien.
Er werd geen toestemming verleend om het domein te bezoeken.
¦AROHM, afd. ROHM Vlaams-Brabant, Monumenten en Landschappen,
Gasthuispachthofstraat nr.1.
¦Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Grimbergen: 1872/5 en 1876/4.
¦Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in
België. Architectuur, dl. 2n, Vlaams Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 1977, p.
193.
¦COSYN, A., Grimberghen. Notice Descriptive, Brussel, 1909, p. 51 en 107.
¦DELESTRE, J.B., Uit het verleden van Grimbergen, bewerkte en geannoteerde
uitgave o.l.v. H. DE SCHEPPER, dl. II, Grimbergen, 1987, p. 108-109.
¦WAUTERS, A., Histoire des environs de Bruxelles, Brussel, 1855, heruitgave
o.l.v. F. MARIEN, dl. 5, Brussel, 1972, p. 168.
Bron: Van Damme M. met medewerking van Debacker I. & Boekstal P. 2005:
Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente
Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen
door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, (onuitgegeven werkdocumenten).
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
|