Het Kasteel van Bever
Bouchoutlaan 221, Strombeek-Bever
Het "Kasteel van Bever" of "het Nekkerken" zoals aangeduid op het Primitief
kadasterplan van 1821, is een neoclassicistisch landhuis met aanhorigheden
omringd door een park.
Het is gelegen in uiterste noorden van de gemeente aan de grens met Wemmel en
Meise en ten westen van de kruising Brusselse ring - A12 Brussel - Antwerpen.
De huidige toegangsweg is gelegen aan de Bouchoutlaan.
Historische site waarop volgens sommige historici eertijds de motte van de heren
van Bever gelegen was. Het goed werd in 1748 aangekocht door Graaf Philip
Emmanuel Melchior de Villegas de Clercamp en in de loop van de achttiende eeuw
vergroot.
Jan Constantijn Villegas de Clercamp liet in 1846 de oude gebouwen afbreken en
het huidige kasteel en U-vormig koetshuis oprichten.
De geometrisch aangelegde tuinen met dito vijvers ten oosten ervan moesten
plaats ruimen voor een grote vijver in de vorm van een omgekeerde negen. Deze
vorm suggereert een restant van een motte met opper- en neerhof maar werd dus
kunstmatig in het midden van de 19de eeuw aangelegd.
Het geheel werd ingetekend op het kadaster in 1850 en werd circa 1885 uitgebreid
met een ommuurde moestuin voorzien van een toegangstoren, orangerie en
dienstgebouwtjes en circa 1904 met een conciërgewoning achter de moestuin en een
serre tussen de oranjerie en de toren.
In 1896 werd tegenover de zuidelijke toegang een Sint-Antoniuskapel opgericht
(Hof te Beverlaan) en in 1945 een tweede dankkapel, toegewijd aan
Onze-Lieve-Vrouw, naast de conciërgewoning aan de noordelijke toegang (Drijpikkelstraat
nr. 27).
Het landhuis werd in de loop van de 20ste eeuw in twee fasen aan de westzijde
uitgebreid. Het kasteel en het koetshuis werden in 2004 verbouwd tot
kantoorruimte; de conciërgewoning heeft plaats gemaakt voor een nieuwe woning.
Het domein wordt in het noorden begrensd door de Drijpikkelstraat, in het oosten
door de Bouchoutlaan, in het zuiden door de Hof te Beverlaan en in het westen
door aanpalende wei- en akkerlanden. De oostelijke, huidige toegangsdreef mondt
op circa 1/3 van het domein uit op een tweede haakse dreef die het terrein van
noord naar zuid doorsnijdt. De gebouwen situeren zich ten westen van deze dreef,
in de hoek gevormd met de Drijpikkelstraat.
Het kasteel bevindt zich ongeveer ter hoogte van de oostelijke dreef en wordt
respectievelijk voorafgegaan door het koetshuis, de ommuurde moestuin met
oranjerie, toegangstoren en dienstgebouwen en de voormalige conciërgewoning.
De toegangsweg aan de Bouchoutlaan wordt gemarkeerd door vierkante hardstenen
pijlers met sokkel en geprofileerde dekplaat waartussen een smeedijzeren
pijlpunthekken waarvan de stijlen en de makelaar bekroond worden door een
gietijzeren pijnappel.
Statig landhuis met een homogeen neoclassicistisch uitzicht ondanks de
verschillende bouwfasen. De achtste travee en de lagere aanbouw werden later
toegevoegd waardoor het oorspronkelijk symmetrische uitzicht verdween.
Oorspronkelijk een rechthoekig volume van zeven en twee traveeën en twee
bouwlagen met souterrain onder een leien schilddak afgewerkt met pirons op de
hoeken, van circa 1850. De dakkapellen zijn recent. Het middendeel van de
achtste travee, aan de zijgevel bekroond met een fronton, werd geregistreerd in
1926.
Later werden de uitgespaarde hoeken opgevuld en een éénlaagse uitbouw
toegevoegd, alle onder plat dak.
Bepleisterde en witgeschilderde lijstgevels gemarkeerd door omlopende kordons,
met in de voor- en achtergevel een drie traveeën breed middenrisaliet op de
begane grond voorzien van rondboogopeningen. De rondboogdeur wordt voorafgegaan
door een bordestrap (oorspronkelijk uitwaaierend, zie foto 1972) en bekroond
door een deurvenster in entablementomlijsting met balkon; gelijkaardig risaliet
in de achtergevel.
Voorts beluikte, rechthoekige vensters in een sobere arduinen omlijsting, op de
begane grond met lekdrempelconsoles; op de tweede bouwlaag met doorgetrokken
lekdrempels. Omlopende houten kroonlijst op klossen.
Tijdens de laatste verbouwingen werden zowel het buiten- als binnenschrijnwerk
vernieuwd; de vensters kregen dezelfde roedeverdeling als voorheen doch zonder
halfcirkelvormig motief op de houten latei. Van oorspronkelijke
interieurelementen resten enkel de marmeren vloertegels en de houten trap met
ijzeren leuning in de inkomhal.
Bepleisterd en witgeschilderd bakstenen koetshuis op U-vormige plattegrond onder
afgesnuite leien zadeldaken met pirons, van circa 1850. Omlopende geprofileerde
houten kroonlijst. Verdiept middendeel met drie korfboogpoorten met doorlopende
geprofileerde arduinen imposten. De muuropeningen in de uitspringende volumes,
het schrijnwerk, de dakkapellen achteraan en het interieur dateren van 2004.
Ommuurde moestuin, ten zuiden met oranjerie en toegangstoren, oorspronkelijk met
elkaar verbonden door een serre, en aan de westzijde dienstgebouwtjes. De
oranjerie en toren werden naar verluidt opgetrokken met afbraakmateriaal van het
oude kasteel en panden gesloopt om de Koninginnegalerij in Brussel op te
trekken.
Het geheel werd kadastraal opgetekend in 1885. Op het einde van de centrale as,
tegenover de toegangstoren leidt een smeedijzeren toegangspoortje naar de lager
gelegen voormalige conciërgewoning. De moestuin is heden een bloementuin, het
oostelijke deel werd omgevormd tot parking.
Verankerde witgeschilderde bakstenen oranjerie van zeven traveeën en één
bouwlaag onder een leien schilddak. De lijstgevel wordt bekroond door een
driehoekig fronton met oculus en bevat centraal een vijf traveeën brede
gerecupereerde hardstenen rondboogarcade van licht gebombeerde zuilen met
basement en dekplaat waarop geringde rondbogen. In de eerste en laatste rondboog
zijn steenhouwersmerken terug te vinden waarvan één van de familie Lisse,
werkzaam in de tweede helft van de 17de - begin 18de eeuw. De bogen zijn
voorzien van vensters en in het midden een poort. Het houten schrijnwerk heeft
een ijzeren roedeverdeling; de twee laatste nog met een opendraaiend gedeelte in
de rondboog.
Vierkante witgeschilderde bakstenen toegangs- annex duiventoren onder een leien
spits met koperen bolbekroning. De lijstgevels zijn afgewerkt met een driehoekig
siermotief in metselwerk boven spitsbogige vlieggaten. Hardstenen,
gerecupereerde geringde korfboogdeur gevat in een rechthoekige omlijsting met
uitgesneden hoeken en druiplijst, bekroond door een rechthoekig bovenlicht met
flankerende uitgelengde voluten onder een gebogen fronton met vaasbekroning.
Het steenhouwersmerk op de linker deurstijl is van Wincqz Pierre (1635-1728).
Opgeklampte deur met smeedijzeren hang- en sluitwerk. Achtergevel afgelijnd door
hoeklisenen, een korfboogpoort met harstenen sluitsteen en een
rondboogvenstertje met kalkzandstenen omlijsting en hardstenen dorpel.
De gehele westzijde van de moestuin wordt ingenomen door deels vervallen, deels
door tot woning verbouwde éénlaagse dienstgebouwen van respectievelijk acht en
vijf traveeën onder zadeldak en een aanbouw van zeven traveeën onder
lessenaarsdak. De gevels aan de parkzijde worden geritmeerd door eenvoudige
gekoppelde bakstenen bogen, de vijf middelste zijn hoger en voorzien van een
hardstenen trapeziumvormige sluitsteen. De gevels aan de andere zijde zijn fel
aangepast.
Bron: Van Damme M. met medewerking van Debacker I. & Boekstal P. 2005:
Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente
Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen
door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, (onuitgegeven werkdocumenten).
Auteur: Van Damme, Marjolijn
|