De Borght / de Borcht, met Senecaberg en St.-Salvatorskerk
Gehucht ten westen van het Zeekanaal en de
Zenne (rivier), vlakbij de toenmalige overgang/ pont(?) van de oude steenweg
(=kassei) die Grimbergen met Vilvoorde verbond. Het is wellicht de oudste wijk
van en buiten het centrum van Grimbergen.
Gebouwd rond de Senecaberg = berg bij de Zenne ( in het Latijn) Volgens anderen
: genoemd naar de ( van oorsprong Romeinse? ) familie Seneca die de berg in huur
of bezit heeft gehad of er vlakbij heeft gewoond. Het is een “beschermd monument
binnen het dorpsgezicht” Volgens de traditie was er een begraafplaats van de
Romeinen maar men heeft er nooit resten van gevonden. De heuvel is kunstmatig
opgehoogd naast een afgeleide van de Tangebeek waarmee de moerassige weiden
konden worden gevoed, ter verdediging van de site. De huidige, deels afgegraven
elliptische heuvel is ca. 16 meter hoog. Vanaf circa 1100 stond hier de houten
‘burcht’ van de Berthouts, heren van Grimbergen. Ze trachtten hun invloed uit te
breiden ten koste van de graven van Leuven. Dit gaf aanleiding tot de Grimbergse
Oorlogen (1139-1159) waarin de heren van Grimbergen uiteindelijk het onderspit
moesten delven. Na de Slag van Ransbeek (1142) werd de burcht door graaf
Godfried III van Leuven in 1159 met de grond gelijk gemaakt : hiermee kwam een
einde aan de Grimbergse Oorlogen. In 1157 gaf Wouter Berthout, met toestemming
van zijn zoon Wouter en diens broers Geraard en Arnold, en in aanwezigheid van
de abten Hubertus van Tongerlo en Geraard van Ninove, aan de abdij Grimbergen
het recht om hout te hakken in de wouden en bossen van zijn ( uitgestrekte)
allodium. Een zeer uitzonderlijke oorkonde, gegeven door een leek aan een abdij,sellicht
een didimus van een oudere oorkonde, dat nog past onder de regel van de
Augustijnerkanuniken, dus van voor de komt van de Premonstratenzers
(Norbertijnen) Wellicht als boetedoening voor de veldslag en de zware beproeving
dat ook de abdij in vlammen was opgegaan ging Wouter (1) dan als kruisvaarder
naar Jerusalem, met als medestrijders niemand minder dan de Franse koning
Philippe-Auguste en de legendarische Engelse vorst Richard Leeuwenhart. De drie
zonen Berthout, en vooral Wouter 2 schonken in de volgende decenia heel wat
landerijen en gronden als boetedoening voor het aangedane leed.
Later ging de verlaten heuvel van de Borgt over op de graaf van Vianden, die er
een plaatselijke schepenbank mocht oprichten. Het topplatform was 45 op 60
meter, na WO2 is het afgegraven tot 44m ( noord-west as) op 56 m (noord-zuidas)
De Borchtberg en de heuvel rechtover, waarop de eerste St.-Salvatorkerk stond,
zou één berg geweest zijn. De naam staat op deze wijze geschreven in het
“Kaartboek van de Gemeente”, uit 1696. Maar mensenhanden hebben de grond
weggegraven om van de Senecaberg een verhoogde versterkte motte te maken.
“Recente opgravingen brachten aan het
licht dat het grondplan rechthoekig was, met in het midden een houten castrum
(versterking) van 13,5meter op 9,30 meter : het was een ‘halleconstructie in
stafbouw’. Dit is een bouwwijze waarbij enkel ( in elkaar passende)
plankentechniek en blokwerk gebruikt werd. Er zijn géén sporen van metselwerk of
leembouw. Men veronderstelt dat het van oudsher een soort versterkte wachtpost
was, die later werd uitgebreid tot een houten ‘kasteel’ In de zuidwestelijke
hoek ( ( richting Tangebeek) werden in dit verband sporen van een rechthoekige
houten constructie van kleinere afmeting gevonden. Verder ook nog sporen van
palissadering ( houten stammenmuur) en verdedigingswerken. Archeologische
vondsten : versierde priemen, een schijfje van een damspel, sierplaatjes,
hoefijzers, riddersporen en pijlpunten. Verder ook Ardennen- en
Pingsdorfaardewerk, ijzeren, glazen- en benen voorwerpen en een kogelpot.
“Het strattigrafisch onderzoek onthulde
niet minder dan acht bewoningslagen, die dateren van in de 8ste eeuw tot en een
brand midden van de 12de eeuw ( 1159?) De naam Borchtberg verschijnt voor het
eerst in 1275, in de “Keure van Grimbergen”. Het gevonden ‘burgtpuin’ is van
internationaal belang omdat de Borght een van de weinige plaatsen is waar 12de
eeuwse krijgsbouwkunde in hout kan worden bestudeerd” .(cfr Marjolein Van Damme)
De St.-Salvatorkerk, gelegen ten oosten van de Borchtberg, bezit een van de
oudste parochietitels (!) en is als vrije kerk gesticht. Ze werd in de 12de eeuw
door de machtige Grimbergse heren, de Berthouts, als eigen kerk ingepalmd. Na de
Grimbergse Oorlog waren de kerk en parochie afhankelijk van de abdij en onder
rechtstreeks beheer van de pastoor van Grimbergen. Pas ca. 1500 komt ze opnieuw
ter sprake bij de oprichting van een nieuwe kerkgebouw, met éénbeukig schip,
opgetrokken in kalkzandsteen, in gotische stijl. In 1852 werd de St.-Salvatorkerk
vergroot door verbouwing van het koor en toevoeging van een transept. De
westbouw met klokkentoren is van 1864. Omwille van grondverzakkingen werd rond
het kerkhof een muur gebouwd. In 1953 werden de steunmuren vernieuwd en
versterkt met blokken kalkzandsteen van het oude kasteel van de graven van
Ribeaucourt te Perk. De beide sacristieën kwamen er in 1981.
De eerste bebouwing rond de heuvels kwam
er wellicht door de aanleg van het Zeekanaal (midden 16de eeuw) en de
aanwezigheid van een aantal ambachtslui aan de toen druk bevaren rivier én de
Zenneovergang. In 1709 waren er 173 inwoners, in 1906 telde ‘de Borght’ 1100
inwoners, die vooral tewerkgesteld waren in de Vilvoordse industrie en de bouw.
Het typische ‘ronddorp’ bestaat dan ook vooral uit arbeidershuisjes, met de
oudste datering van net voor WO1 . Meestal met twee bouwlagen en gecementeerde
zijgevels. Ook enkele sobere neo-classicistische breedhuizen, sommige met
kalkzandstenen deuromlijsting, onder pannen zadeldaken, en met dikwijls
witgeschilderde bakstenen gevels.
SD,
postscriptum : het is hoogtijd dat door de overheden een definitieve
schrijfwijze van " De Borcht, De Borght of De Borgt " wordt vastgelegd.
|