De overgang van
fanfare naar Koninklijke harmonie (1901)
In 1901 werd de belangrijke beslissing genomen om harmonie Sinte
Cecilia te worden. Daartoe werden bij Mahillon in Brussel, vier
klarinetten aangekocht aan de prijs van 263 frank en 89 centiemen.
Jozef Gaudaen, Jozef Verrezen, Jean Van der Perre , en Louis Van
Lier waren de eerste klarinettisten. In augustus van hetzelfde jaar
werden nogmaals twee klarinetten aangekocht bij Mahillon (voor Louis
Van Malder en Petrus De Hertogh) en een kleine fluit voor Henri De
Hertogh. Hobo's en dwarsfluiten, van elk twee, zouden later pas
volgen in 1908.
Net harmonie geworden, schrijft het bestuur op 25 april 1902 een
(Franstalige) brief naar de toenmalige Koning Leopold II. In
plechtige bewoordingen meldt de brief dat de harmonie gesticht werd
in 1837, dat ze nu 78 ereleden telt en 55 uitvoerenden, dat ze de
festiviteiten van het omliggende opluistert, en dat ze tenslotte
weldoener is voor ongelukkigen. Verwijzend naar een gunstig advies
van haar beschermheer Baron Leopold Lunden - du Roy de Blicquy,
burgemeester van Humbeek en erevoorzitter sinds 25 augustus 1901,
vragen de ondertekenende bestuursleden nederig om gunstig advies
voor het dragen van de eretitel "Harmonie Royale".
Aan de hand van de brief van 28 mei 1902 beslist de Koning dat de
harmonie zich voortaan "Koninklijk" mag noemen.
|