Het vervoer langs het zeekanaal
Rupel-Brussel
Om zijn handel te bevorderen heeft Brabant er steeds
naar gestreefd om Brussel te verbinden met de Noordzee
via de Schelde en Antwerpen. Brussel wou over een betere
bevaarbare weg kunnen beschikken dan de smalle ,
kronkelende en moeilijk bevaarbare Zenne.
foto: Grimbergen Leeft
Filips De Goede gaf in 1453 de toestemming om de Zenne
te verbreden, recht te trekken, uit te diepen en met
sluizen uit te rusten tussen Vilvoorde en Brussel. Doch
het resultaat beantwoordde niet aan de verwachtingen. In
1477 gaf Maria van Boergondië, tijdens haar blijde
intrede, aan Brussel de toelating om een kanaal te
graven buiten de heerlijkheid Mechelen, naar Willebroek
aan de Rupel. Doch Mechelen en ook Vilvoorde bleven zich
verzetten.
Keizer Karel V bevestigde in 1531 de toelatingen van
1477. Op 16 juni 1550 was het dan zover, na een
tussenkomst van de keizer en zijn zuster Maria van
Hongarije, landvoogdes.
Wegens betwistingen van Mechelen zou het kanaal in
plaats van naar de Dijle, in rechte lijn naar de Rupel
en Willebroek lopen en zo Mechelen terzijde laten.
Burgemeester van Brussel Jan van Locquenghien, heer van
Koekelberg, stakt de eerste spade in de grond aan de
kant van Willebroek. De werken werden opgesplits in 10
fasen. Het stuk van 3,7 kilometer voor en na Vroenveld
viel veel duurder uit dan de andere delen. Vroenveld was
een hoeve, en eigendom van de abdij van Grimbergen. Zij
lag op de oostgrens van Grimbergen, net boven
Heienbeek-Schiplaken, nu de Verbrande Brug.
In 1554 wordt de sluis in Humbeek aangelegd. Tussen
Borgt en Vilvoorde ligt het kanaal zeven meter dieper
dan het grondpeil. Het kanaal heeft een diepgang van
twee meter, een breedte van dertig meter en een lengte
van 28 kilometer. Vier dubbele sluizen overbruggen een
hoogteverschil van achttien meter. Het graafwerk
gebeurde met de spade en de grond werd vervoerd met
draagbakken en kruiwagens.
Op 13 oktober 1561 heeft de officiële opening plaats van
de ‘nieuwe schipvaert der stadt van Bruessele’. De
eerste schepen varen langs het kanaal Brussel binnen.
De sluis van Humbeek stort in 1562 gedeeltelijk in,
omdat er een waterbron onder zit. De scheepvaart moet
dan opnieuw gebruik maken van de Zenne tot de sluis in
1563 hersteld is. Wie beseft nog vandaag hoe
spectaculair deze infrastructuurwerken in die tijd waren
?
Veel belangrijke personages passeerden op de vaart langs
de dorpen Humbeek, Verbrande Brug en Borgt. In 1577
vaarde Prins van Oranje op het kanaal van Willebroek
naar Brussel.
In 1632 scheepte de Maria de Medici, de koningin moeder
van Frankrijk, die in ballingschap leefde met haar zoon,
in te Brussel richting Antwerpen. In 1717 kwam Peter de
Grote, tsaar van Rusland, op zijn eigen jacht vanuit
Holland naar Brussel via de Schelde en het kanaal. Hij
kwam het sluizensysteem bestuderen en maakte er
tekeningen van. In 1775 kwam Karel van Lorreinen samen
met zijn zuster van Brussel naar Antwerpen. Op 30 april
1810 kwamen Napoleon en keizerin Marie-Louise aan boord
van een prachtig versierde “barge” of beurtschip van
Brussel naar Willebroek. Napoleon zette voet aan wal in
Humbeek. In 1827 kwam Willem II, koning der Nederlanden,
ter plaatse de plannen bestuderen, die ingenieur
Teichman had opgesteld ter verbreding van de vaart. Op
22 september 1922 bracht een Italiaanse torpedojager, 85
meter lang en 10 meter breed, prins Umberto van Piëmont,
vergezeld door prins Leopold, de latere Leopold III,
naar Brussel. In 1946 werd Umberto koning van Italië. In
1935 voerde een Zweedse onderzeeër bij gelegenheid van
de tentoonstelling, het kanaal op tot Brussel.
De sluis van Humbeek was met zijn dubbele poort in de
16de eeuw een merkwaardigheid. De familie Van de Perre
is 5 à 6 geslachten lang sluiswachter geweest te
Humbeek. Dat ambt was erfelijk en ging dus over van
vader op zoon.
Tussen 1829 en 1836 werd de diepte van de vaart van 2
meter op 3,6 meter gebracht. In 1868 werd de
stoomkrachtaandrijving op de scheepvaart toegepast.
Vroeger werden de schepen met windzeilen voortbewogen ;
bij windstilte werden deze dan voortgetrokken door
lijnlopers : paarden en soms bij gebrek aan paarden
mensen (lijntrekkers). Op de vaartdijk te Humbeek, kort
bij het sas werden paardenstallen aangebracht. De
paarden werden afgelost te Humbeek.
Later werden de schepen op een ketting voortgetrokken.
Op de boot stond een groot tandwielrad dat in de
schakels van de ketting pakte. Toen dit stelsel hier bij
ons in gebruik was (systeem Lambert) werd een inwoner
van Humbeek, Jozef van Huffel, scheepskapitein, belast
met het aanleggen van dat stelsel te Sint-Petersburg.
Men voorzag twee nieuwe sluizen te Kapelle-op-den-Bos en
te Willebroek. De sluis van Humbeek viel te samen met
die van Tisselt weg. Door het wegvallen van de sluis
kwam het waterpeil te Humbeek 2 meter hoger te liggen en
werd het leven aan de vaartkant minder druk te liggen;
“Sas”kermis op de eerste zondag van juli herinnert heden
ten dage nog steeds aan de sluis.
Beurtmans vezekerde regelmatig vanaf 1565 de verbinding
van Brussel met Antwerpen. De reis van Brussel naar
Willebroek duurde eerst negen uur en vanaf 1557 slecht 5
uren. Diegenen die naar Antwerpen door vaarden moesten
overstappen op een zeilboot te Willebroek. De boten
waren openbare barges (trekschuiten) ook heu of heude
genoemd. Die platboomse boten leken op huisjes waar men
de tijd kon doorbrengen met drank en spel zoals in een
herberg.
Rond 1750 werd het reizigersvervoer op de vaart tussen
Willebroek en Antwerpen door de “diligence” die op de
nieuwe steenweg Boom-Antwerpen ingelegd was, grotendeels
vervangen.
Bij aanleg van spoorweg en tram (1840) kwam een einde
aan het geregeld reizigersverkeer op het kanaal. Het
veerhuis te Brussel werd toen gesloopt.
In de jaren 50 van vorige eeuw brachten plezier en
motobootjes de stedelingen voor een daguitstap naar het
platteland.
Op 18 juni 1900 werd de vaart vergroot, de werken werden
onderbroken gedurende de oorlog 1914-1918 en beëindigd
in 1922. De diepte van de vaart was nu 6,5 meter terwijl
de bovenbreedte 40 tot 50 meter bedraagt. Nu kan men
spreken van een zeekanaal. Dit bracht zware industrie
langs de kanaalzone mee. Aan de Verbrande Brug langs de
oostkant kwam het cokesfabriek van Duché.
Te Humbeek en te Heienbeek (nu Verbrande Brug) werd een
brug over het kanaal gelegd. De Verbrande Brug dankt
zijn benaming aan het feit dat kort na de bouw van de
brug de Spanjaarden die in Vilvoorde gelegerd waren in
1577 de brug in brand staken om te verhinderen dat de
Geuzen hen langs die weg konden aanvallen.
Tijdens de oorlog van 1914-1918 werd de brug te Humbeek
vernietigd door het Belgische leger tijdens hun aftocht.
De Duitsers konden ze snel herstellen.
Aan de Verbrande Brug bood op 26 augustus 1914 korporaal
Léon Trésignies zich aan zijn commandant aan om over het
kanaal van Willebroek te zwemmen omdat hij de val van de
brug wilde doen zakken. Hiervoor moest hij naar de oever
die door de Duitsers werd bezet. Op 29 augustus werd hij
echter dodelijk getroffen op het moment dat hij het
mechanisme van de brug in werking stelde. Het plein ten
oosten van de brug draagt nog steeds zijn naam en op de
westoever van het kanaal bevindt zich een monument voor
deze oorlogsheld uit de Eerste Wereldoorlog.
In de oorlog van 1940-1945 werden beiden bruggen door de
Duitsers opgeblazen , ze konden niet snel hersteld
worden. In 1962 werd de herstellingen aan de brug van
Humbeek en Verbrande Brug samen met die van Tisselt
aangevat. In 1966 werd de brug te Humbeek ingehuldigd en
in 1968 de Verbrande Brug.
Op 4 december 2004 brak een hijskabel van de Verbrande
Brug en kwam het brugdek van de hefbrug, in plaats van
horizontaal, scheef naar beneden. De doortocht op het
kanaal was na het wegtakelen van het brugdek vanaf 7
december al terug verzekerd, doch de na uitvoerige
herstellingswerken nog maar net heropende brug bleef
opnieuw maandenlang onbruikbaar voor het wegverkeer.
Voor fietsers en voetgangers werd zolang een inderhaast
geïmproviseerde overzetdienst voorzien.
foto: Grimbergen Leeft
Gekantelde brug te Verbrande Brug
Bron: Bosmans, 1953
|