Historische schets van onze gemeenten
Het Land van Grimbergen en de
Berthouts
Wanneer Grimbergen in de geschiedenis verschijnt op het einde van de 11de en het
begin van de 12de eeuw, is het reeds één van de grote feodale entiteiten van
Brabant; wellicht de meest uigestrekte naast het agglomeraat van de graven van
Leuven, die opweegt tegen de resten van de oude graafschappen Brussel, Halle,
Aarschot, Brunegruz (Hoegaarden), enz... en de grote domaniale gebieden van de
Merovingische en Karolingische abdijen.
Het strekt zich uit van Grimbergen tot aan de Schelde (het bruggehoofd van de
Briel te Buggenhout en het Voogdijgebied van Sint-Amands-Baasrode, is deelgenoot
in het Land van Bornem te Hingene). Het heeft connecties met Ninove door het
huwelijk van Geraard I met de erfdochter van Ninove; reikt tot aan de Rupel door
het Voogdijgebied van Cornelimunster te Puurs en bezit de overgang van de Rupel
aan het Hellegat; gaat er zelfs over te Rumst en bezit de Voogdij van het grote
Lobbesdomein van Kontich.
In één woord het bezit de grote overgangen van Rupel; heeft bruggehoofden op
Schelde en Dender. Het reikt zelfs verder dan de oude Brabantgouw door de
voogdij Van Mechelen en het ommeland (het Waverland) en gaat tot ver in de
Kempen (Geel-Poppel).
Bezitten Wouter Drakenbaard en zonen Geraard en Wouter een enorm feodaal
territorium, dan vormt het echter nog geen eenheid. Het berust uitsluitend op
feodale banden, vermoedelijk gesmeed door huwelijks- en andere overeenkomsten.
Een typisch voorbeeld is het huwelijk van Geraard I met de erfdochter van Ninove.
Een ander, de Voogdij van Mechelen aangegaan met de Prinsbisschop van Luik, de
erfvijand van de graaf van Leuven.
Wij hoeven niet verder te zoeken naar hun herkomst. Het is een feit op het einde
van de 11de en het begin van de 12de eeuw. Het al berust op persoonlijke
bindingen en vormt aldus een los verband : geen gestructureerde eenheid. De
heren van Grimbergen houden er eenzelfde hofhouding op na als hun grote
tegenspelers, de graven va Leuven. Ze bezitten Curia met een eigen kastelein
(beheerder), drossaard en eigen ridderschap (van der Tommen, van Poddeghem,Lira,
van Oyenbrugghe, enz...)
Op het toppunt van hun macht volgen zonen Geraard en Wouter het voorbeeld van
alle groten van hun tijd. Zij stichten de Norbertijnenabdij rond 1228 en geven
aldus een morele steun aan hun expansiepolitiek.
Deze zal echter worden gerend door de graven van Leuven, die reeds het begin van
de 11de eeuw waren begonnen aan een soortgelijke expansiepolitiek en deze
onvermoeid met succes voortzetten; nl. de éénwording van Brabant. Dit leidde tot
de confrontatie : de Berthouts tegen de nieuwe hertogen van Brabant, beter
gekend als de Grimbergse Oorlog.
Wanneer in een oorkonde van 1159, hertog Godfried schrijft: « Anno quo delevi
castrum Grimbergense », het jaar waarin ik de burcht van Grimbergen vernielde,
is de strijd beslecht. Grimbergen wordt een deel van Brabant.
|