In 1687 ging de nieuwe kerk van Grimbergen naar buitenuit hellen en
dreigde het gewelf boven het altaar los te scheuren.
Een grote en vooral gevaarlijke barst ontstond van boven tot onder,
nu nog zichtbaar aan de daklijst die tegen de torenkant 20 cm lager
zit dan de kerk.
De Norbertijnen wonnen tot in Brussel en Mechelen goede raad in.
Uiteindelijk vonden ze de juiste oplossing.
Op raad van de augustijner lekenbroeder Hendrik Verwillighen die
zelf houtbewerker was (+10.1.1762) groef men onder de grondvesten
aan de altaarkant zodat de toren stilaan terug recht zakte.