Grimbergen |
|
Het woord Grimbergen bestaat zowel als plaatsnaam of als
familienaam. Dr.Verbesselt bestudeerde de etymologie van de
plaatsnaam.
In Nederland bestaat het kasteel Grimberg bij Rijssen.
Als familienaam kent men in Nederland “Grimberg” alsook
“Grimbergen”.
Bij de Franstaligen kent men “Grimberghs”, zowel in het Brussels
Gewest als in Frankrijk.
In de adel kende men de prinsen van Grimbergen alsook “de Grimberghe”
en de familie Herman de Grimberghe”.
(HN)
Oudste schrijfwijzen :
Gremberga (1106-1110), Grembergis (1106-1110), Grintberga (1127),
Grintbergensi (1161), Grimberges (1211), Grentberges (1212).
De vormen zijn terug te voeren tot de Germaanse grondvorm « GRANDA -BERGA».
granda = grind, grof gekorreld zand, kleine keitjes of kiezel
berga = berg (heuvel).
Het grind is terug te vinden in de diluviale afzettingslagen en in
de Lediaanse zandgronden met keileem (vgl. Keienberg, Karenberg).
Grind of grint is verwant met « graan »(korrel),«
graniet »,« greintje » (korrel), afleidingen van het
latijn « granum » = korrel.
Andere plaatsen die dezelfde naam dragen zijn :
Grembergen (Dendermonde), Grimburg (Grinberch) bij Trier, Grimberg
en Grinberg (Duitsland), der Greinberg (bij Würzburg), enz...
Geschiedenis
Wanneer wij in de inleiding de Berthouts in 1159 hebben verlaten met
de val hun burcht, eindigt slechts een eerste periode van de
geschiedenis van Grimbergen.
Het voornaamste gevolg was het doorbreken van de eenheid van het
territorium volgens de leuze « divide et impera ». Wij beschikken
over geen vaste gegevens, maar mogen uit de bestaande toestanden
afleiden dat na de val van de « Borcht», Wouter II en Geraard II een
eigen weg gaan.
Wouter II vestigt zich definitief te Mechelen en groepeert er rond
de bezit-tingen van het Mechelse: Walem, Duffel, hetWaverland en de
gebieden in de Kempen : Berlaar en Oevel met Geel als eindpunt. Van
nu af draagt hij de naam Berthout en wie er ook binnen de vn.
gebieden heerst zet de naam voort. De oorkonden van 1157, 1162 en
1180 bevestigen het. Hierte-genover noemt zijn broer zich Ge-raard
van Grimbergen en zijn zonen zich « Principes de Grimberghe »
(1188). Uitdienhoofde kennen de Mechelse en Kempense
geschiedschrijvers slechts één naam : Berthout, die alles dekt, en
negeren ze wel eens de herkomst uit Grimbergen.
Nu bestaat er ook betwisting omtrent de data van de verdeling van de
bezittingen. Sommigen zetten twee data voorop: 1160 en 1197; anderen
slechts het jaar 1197, omdat in de Chronycke van Nederlant staat:
1197, tlandt van Grimbergen werdt gedeelt. Wij betwisten die
datum niet Wij houden het echter bij de verdeling van het Land van
Grimbergen, stricto sensu, onder de oudere en jongere tak van de
heren van Grimbergen. Op dat ogenblik gingen de Berthouts van
Mechelen reeds hun eigen weg.
Meteen staan wij voor de splitsing van wat eens het eigenlijke Land
van Grimbergen was geweest. De zonen van Geraard II, Geraard III en
Arnoud, erfden elk het centraal gedeelte, d.i. het onvervreemdbaar
familiepatrimonium waaruit de heren van Grimbergen waren ontstaan.
Op dit condominium kunnen wij niet genoeg de aandacht
vestigen. Het is het litteken van hun herkomst: Grimbergen.
Met Geraard IV, gestorven te Rumst in 1225, verdwijnt de
rechtstreekse en oudste tak van de Heren van Grimbergen. Hij liet
slechts twee dochters na : Alicia en Agnes, die beiden een
Per-wez huwden. Door het huwelijk van de erfdochter Alicia met
Godfried van Perwez, zoon van Willem, bastaardzoon van Hertog
Godfried III, ging het land van Grimbergen over naar een vreemd
geslacht, nauw verbonden met de hertogen. Door deze
huwelijkspolitiek werd Grimbergen ingeschakeld in het concern van
het hertogdom Brabant. Dit geschiedde ook met de jongere tak.
Godfried van Perwez was een groot man uit de omgeving van de
hertogen Hendrik II en III, die met hem de verdragen tussen Brabant
en de prinsbisschoppen van Luik, de graven van Gelderen en Loon,
tekende. Hij was ook de tussenpersoon, die in 1238 de overeenkomst
tussen hertog Hendrik II en Wouter Berthout sloot. Met de abdijen
Ninove, Affligem en Kortenberg regelde hij een aantal transacties.
Zijn vrouw Alicia stierf in 1250 ; hij in 1257. Zij tekende nog
immer: Domina de Grimbergh ; hij : Godefridus de Perwez.
De derde zoon volgde op onder de naam Godfried II. Samen met Wouter
Berthout bestuurde hij het hertogdom gedurende de minderjarigheid
van de kinderen van Hendrik III.
Door erfenisverwikkelingen volgde zijn tante Maria van Perwez hem
op, na zijn dood in 1265. Gehuwd met Filips van Vianden, die zich
meester had gemaakt van Vianden in Luxemburg, kwam Grimbergen aan
dit geslacht. Aldus werden de Vianden langs Grimbergen leenmannen én
van de hertogen van Brabant én van de graven van Vlaanderen ; langs
hun eigen bezittingen, leenmannen van de graven van Luxemburg,
waardoor ze werden betrokken in alle mogelijke feodale
verwikkelingen.
Samen met Geraard van Aa uit de jongere tak vaardigde Filips van
Vianden in 1275 het Landcharter van Grimbergen of de
Landskeure van Grimbergen uit.
Kort nadien volgde de scheiding van het Land van Rumst en
Grimbergen. Door ingewikkelde erfopvolging kwam Grimbergen rond 1411
aan Engelbert van Nassau, wiens opvolgers met Willem de Zwijger
werden gemengd in de grote politiek van de Nederlanden.
Willem V van Nassau verhief nog in 1752, samen met zijn moeder,
prinses van Engeland, Grimbergen.
In 1757 volgde na de scheiding van ongeveer 550 jaar, opnieuw de
hereniging van Grimbergen door de prinses van Bergen.
Als laatsten volgden de Ongnys - de Croy - de Merode op.
Laconisch zouden wij kunnen zeggen : met het verdwijnen van de
laatste heren van Grimbergen werd het kasteel opgeblazen. Sic
transit gloria mundi.
-------------------------------------------
Met de jongere tak van de
Heren van Grimbergen werd door de hertogen eenzelfde politiek
gevoerd als met de oudste. Wanneer Arnoud II van Grimbergen
kinderloos stierf, volgde zijn zuster Sophia, gehuwd met Wouter van
Aa, hem op. Hierdoor kwam dit deel van Grimbergen in het bezit van
de heren van Aa, de kasteleinen van Brussel, trouwe dienaars van de
her-togen. Gedurende twee eeuwen heerste dit geslacht over
Grimbergen, samen met de Perwez-Vianden. Bijna gelijktijdig met het
intreden van de Nassau's verschenen de heren van Bergen (-op-Zoom),
uit het geslacht van Bautersem, later vooral gekend als van
Bergen-de Glymes. Met de laatste van Bergen, Marie-Honorine, volgde
de hereniging van Grimbergen in 1757.
Slotsom. De geschiedenis van de heren van Grimbergen is één
opvolging van grote Brabantse adellijke geslachten. Dit is echter
slechts één aspect. De uitstraling en de neerslag zijn' veel
belangrijker.
Zij hadden hun eigen rechtsmacht en leenhof; hadden hun eigen
schepenbanken ; heersten over water en wind; verleenden genade of
niet; vaardigden een eigen Landskeure uit.
Zij hadden hun eigen kasteleinen, drossaard en ridderschap. Hun
kasteleinen-beheerders, de van der Tommen, waren gevestigd tegenover
hun Borcht op de Tommenberg. Hun ridderschap was
gevestigd op zoveel kleine motten en kastelen binnen en buiten
Grimbergen.
Denken wij aan de ridders van Schiplaken, van Caelmont-Padenborg
(later de Romrée), Batenborg, Oyenbrugge, Poddegem, Liere, Boxem,
Lint. Van hen resten nog een aantal kasteelhoeven.
Maar meer dan dit alles getuigen nog heden de grote hoeven van
Grimbergen van de neerslag van de herenpolitiek: de Dievehoeve,
Het hof te Mierendonk, het hof te Spiegele, het hof te Weerde, het
hof ter Biest, het hof te Potaarde, de Charleroi-hoeve, de
Sint-Niklaashoeve, enz ...
Bleef door de verdeling tussen de heren van Grimbergen en de
Berthouts van Mechelen na 1159 alleen het Land van Grimbergen in het
bezit van de heren van Grimbergen, dan restten nog zulkdanig grote
bezittingen, die liepen van Grimbergen tot aan de Rupel en de
Schelde. Ze omvatten nog in de 15de eeuw 482 lenen, waarvan 120
volle lenen. Deze werden in drie delen verdeeld ; 125 lenen werden
in gemeenschappelijk beheer door de twee takken van het huis van
Grimbergen gehouden : op de eerste plaats de kasteelhoven van
Grimbergen zelf, verder de lenen van Meise, Beigem, Elewijt, Weerde
en Ramsdonk. De Nassau's hielden 175 lenen, waaronder de kastelanie
van Grimbergen en de Sint-Niklaashoeve, de heerlijkheid van Meise,
Buggenhout, het Land van Rumst, Haacht, lenen verspreid onder
Strombeek, Brussegem, Londerzeel, Eppegem, Zemst, Bollebeek, enz ...
De van Bergen hielden 182 lenen, gelegen te Willebroek, Ruisbroek,
Sint-Amands, Merchtem, Steenhuffel, Malderen, Lippelo, Liezele, enz...
Enkele kubieke meter archief moeten nog altijd worden uitgepluisd om
de omvang van al de bezittingen te overzien. Hieruit volgt één
besluit: de uitstraling van de heren van Grimbergen strekte zich uit
over heel noordwest Brabant gedurende eeuwen. Hiervan was Grimbergen
het centrum.
Vergeten wij tenslotte de abdij van Grimbergen niet, het geestelijk
kind van de heren van Grimbergen. Welke uitstraling zij heeft gehad,
wordt in een aparte bijdrage behandeld.
Dit alles kunnen wij samenvatten in één zin : Prinselijk Grimbergen
!
Wanneer in 1686 Grimbergen officieel wordt verheven tot Prinsdom dan
is dit slechts een herbevestiging van de titel die Geraard en Arnoud
reeds in 1188 voerden : principes de Grimberghe. Het
Prinsenkasteel is hiervan de laatste echo. Moge het weldra uit
zijn puinen herrijzen !
J. Verbesselt
----------------------------------------------------------------------------------------------
Grimbergen geschiedenis per
periode
Romeinse tijd
In de eerste eeuwen n.C. lagen verschillende belangrijke wegen nabij
op op het grondgebied van het huidige Grimbergen. In de 8e eeuw werd
er een fort gebouwd, de Borcht, op het strategische punt waar de weg
de Zennerivier Zennekruiste. De toenmalige landheer vestigde al snel
zijn macht over een omvangrijk grondgebied in deze regio, dat zich
uitstrekte tot de Schelde, de Rupel Mechelen en anderzijds de
Dender.
Vroege middeleeuwen
In de 12e eeuw heette de nederzetting Grentberghis, dat zou
afstammen van het Oud-nederlandse Grientbergen wat ‘bergen van grof
zand’(?) betekent. Augustijner monniken hadden al een eeuw eerder,
onder het bewind van Godfried III van Neder-Lotharingen, geprobeerd
om zich hier te vestigen. Maar het is pas in de vroege 12e eeuw dat
de nederzetting begon te bloeien. Op vraag van de Berthouts, heren
van Mechelen en Grimbergen, bouwden de premonstratenzer monniken
onder leiding van Norbert van Gennep hier hun abdij in 1128, en
stichten ze ook een eerste brouwerij.
Grimbergen was het feodale stamgebied van de Berthouts.
Berthout, of ook gespeld Berthoud, is een Brabants riddergeslacht
uit de Middeleeuwen waarvan de oudste bewaard gebleven vermelding
uit de 11e eeuw stamt, betreffende de heerlijkheid Grimbergen. Na
een hoogtepunt in de 12e eeuw stierf het geslacht uit in de 13e
eeuw. Hun gebied, het "Land van Grimbergen", strekte zich uit van de
Schelde tot aan de Rupel, (behalve Mechelen en omstreken ) tot in de
Kempen, en ten westen tot aan de Dender tot Dendermonde.
eerste vlag/ wapenschild : horizontaal
Op vraag van de Berthouts werd rond 1126 de Abdij van Grimbergen
gesticht. Hun ontvoogdingspolitiek ten opzichte van de dan nog zeer
jonge graaf Godfried III van Leuven gaf echter aanleiding tot
gewelddadige conflicten. In de Grimbergse Oorlogen (begonnen in
1139) moesten de Berthouts na de Slag bij Ransbeek (1142- 1159)
uiteindelijk het onderspit delven. Nadat hun kasteel vernietigd werd
door de hertog van Brabant vluchtten ze naar Ninove waar ze een tijd
verbleven. ( Gerard II x Mathilde van Bever(en) erfgename van Gerard
van Ninove). Uiteindelijk onderwierpen de Berthouts zich dan in 1159
aan hertog Godfried III van Leuven. De tak (Wouter II) vestigde zich
onder de familienaam Berthout in en rond Mechelen, de tak van Gerard
II noemde zich voortaan ‘van Grimbergen’ en bleef in het kerngebied.
Later werden deze laatsten trouwe vazallen van de hertogen van
Brabant.
Late middeleeuwen
De funderingen en eerste muren van het Prinsenkasteel zijn van het
begin van de 14e eeuw. Van een versterkte mansio werd het
Prinsenkasteel verder uitgebreid maar ook weer eind XVde eeuw
veroverd deels afgebroken. Achteraf ging de helft van het
uitgestrekte landgoed door opeenvolgende huwelijken over aan het
Huis Perwez, dan Vianden en van Nassau. Waarna Oignies, de Berghes (op-Zoom)
van Aa de Boutersem en dan ook de Mérodes.
|
|
|
16e eeuw
Nadat ze de helft van het Grimbergs' grondgebied verworven had van
haar echtgenoot, Willem IV van Oranje-Nassau, diende kroonprinses en
prinses van Oranje Anna in 1752 deze landerijen af te staan aan
Filips Frans van Glymes, die al de andere helft bezat. Deze edelman
stond hoog aangeschreven bij het Spaanse hof in de tijd van de
Spaanse Nederlanden. Zijn graf is nog steeds te bezoeken in de
huidige Abdijkerk. Hierdoor werd het oorspronkelijke grondgebied
verenigd in één prinsdom, al was het evenwel van korte duur.
17e eeuw
Na de godsdienstoorlogen brak er met het doordachte (katholieke)
beleid van Albrecht en Isabella (1598 - 1621) een rustige en
voorspoedige periode aan in de Zuidelijke Nederlanden. Dit liet de
Norbertijnengemeenschap en abt-bouwer Fernandez de Velasco toe een
nieuwe kerk te bouwen in triomfante-lijke Brabantse barokstijl die
tevens getuigt van de geest van het Concilie van Trente (1545-1563).
In 1700 waren de werken dermate gevorderd dat de kerk op Kerstdag
door de aartsbisschop van Mechelen kon worden ingewijd.
18e eeuw
Aan het feodaal stelsel en de macht van de adel kwam een abrupt
einde in 1794 nadat de gevolgen van de Franse Revolutie ook in de
rest van het Franse rijk voelbaar werden. De abdij werd een paar
jaar later ontbonden, verkocht en grotendeels afgebroken en pas na
de Belgische Revolutie van 1830 hersteld.
19e eeuw
Grimbergen was tot in de tweede helft van de negentiende eeuw een
echt landbouwdorp, maar daar kwam stilaan verandering in. Een eerste
aanzet was in 1826 met de aanleg van de provincieweg 1830 tussen
Vilvoorde en Aalst, die de eerste industriële bedrijven aantrok. Het
traject liep door het abdijgoed. Er kwamen ook nieuwe bedrijven
langs het kanaal Brussel-Willebroek. In 1887 kwam er een
stoomtramverbinding tussen Grimbergen en Brussel.
20e eeuw, de jaren negentienhonderd…
In 1939 werd het vliegveld Grimbergen aangelegd, dat door de
Duitsers in de Tweede Wereldoorlog werd uitgebreid. Bij de vlucht
van de Duitse bezetters in 1944 staken ze het Prinsenkasteel in
brand. Het bouwwerk is behalve de donjon grotendeels vernietigd.
In de jaren 1960 veranderde Grimbergen van een landbouwdorp in een
residentiële gemeente. Bij de gemeentefusies van 1977 werd
Grimbergen met de verstedelijkte gemeente Strombeek-Bever en de
landelijke dorpen Beigem en Humbeek samengevoegd. De abdijkerk kreeg
de eretitel van Basilica minora.
Serge Demol, voor Virtueel-Grimbergen |