Liermolen
Voormalige watergraanmolen van de abdij van Grimbergen gelegen ten noorden van
het dorpscentrum, op de noordelijke oever van de Maalbeek. Het woon- en
molenhuis met aanpalende stal klimmen op tot de 17de eeuw, werden aangepast in
de tweede helft van de 18de eeuw en in de loop van de 19de eeuw uitgebreid met
hoevegebouwen. Heden een U-vormig geheel bestaande uit losse bestanddelen en een
afgelegen bakhuis.
Opgenomen als beschermd monument binnen het beschermde dorpsgezicht "De
Maalbeekvallei" (M.B. van 9 juli 1980).
Oorspronkelijk was de watermolen eigendom van de adellijke familie van Lier die
hun heerlijkheid hadden in het gehucht Heyenbeek (Vaartstraat nr. 25). Zij
verkochten de molen in 1341 (J.B. Délestré) of 1342 (A. Wouters en C.L.
Spillemaeckers) aan de abdij die er eigenaar van bleef tot het einde van de 18de
eeuw toen de Fransen het goed confisqueerden en openbaar verkochten. In 1843
werd de familie d'Overschie eigenaar tot de jaren 1950. De molen werd bewoond
tot 1971 en een jaar later door de gemeente aangekocht die er nu nog steeds
eigenaar van is.
In het kaartboek van de abdij van 1699 weergegeven als een alleenstaand volume
zonder bijgebouwen hoewel er in 1545 reeds sprake was van "des Godshuis
watermolen … met een hoefke daarachter". Vanaf de Ferrariskaart (1771-1778)
afgebeeld met een tweede vrijstaande constructie op de plaats van de huidige
schuur. In 1910 kadastrale optekening van de paardenstal, in 1930 optekening van
een varkensstal tegen de paardenstal en van een nieuwe schuur. In het begin van
de 20ste eeuw (zie omvang stammen) legde de familie d'Overschie ten westen van
het molenhof een kastanjedreef aan om hun kasteeldomein, circa 30 m noordwaarts
, met de watermolen te verbinden.
In 1977 vond een grondige restauratie in opdracht van de gemeente plaats die het
huidig uitzicht bepaald. Sinds 1982 museaal gebruikt door het Museum voor de
Oude Technieken in het teken van graanteelt (schuur), graan malen (molenhuis) en
brood bakken (bakhuis). De voormalige koeienstal werd ingericht als cafetaria.
Heden gekasseid erf met resten van de gedeeltelijk ommuurde mestvaalt, waarrond
drie vrijstaande gebouwen: ten zuiden het voormalige molenaars- en molenhuis met
aanpalende stal; ten oosten de schuur en ten noorden de paarden- en
varkensstallen. Ten noordoosten van het complex, in het achterliggende weiland,
het bakhuis.
Parallel aan de Maalbeek gelegen molenaarshuis met aanpalend molenhuis en stal,
opklimmend tot de 17de eeuw en aangepast in 1759 (zie gevelsteen beekkant) en
1762 (zie gevelsteen westelijke zijgevel). Langgerekt volume van vier + drie +
drie traveeën en anderhalve bouwlaag onder licht geknikt Vlaamse pannen zadeldak
gevat tussen aandaken, nok haaks op de straat. De twee meest oostelijke traveeën
(woonhuis) dateren niet van de eerste bouwfase, gelet op het ontbreken van de
natuurstenen onderbouw, de slechts gedeeltelijke hoekkettingen en de
aanwezigheid van twee mozegaten: één aan de voorzijde in de breukstenen plint en
één aan de achterzijde in het toegevoegde gedeelte. Verankerde baksteenbouw met
gebruik van kalkzandsteen voor onder meer de plint, hoekkettingen, deur- en
vensteromlijstingen. Oorspronkelijk gewitte erfgevel op een gepikte plint.
Erfgevel voorzien van zes getraliede en beluikte kloostervensters met
uitspringend middenkalf waarboven mansardevensters aangepast tijdens de
restauratie van 1977 (zie foto 1972). Centraal kwarthol geprofileerde
rondboogdeur met negblokken onder rondboogdruiplijst op gestrekte uiteinden,
schrijn- en hangwerk bleven bewaard. In het verlengde houten laadvenster met
leien bebording onder ver uitstekend leien zadeldak; voorafgegaan door een
houten balkon met recente ijzeren leuning. Ter hoogte van koeienstal twee vlak
omlijste kwarthol geprofileerde steekboogdeuren.
Sterk gerestaureerde watergevel grotendeels opgetrokken uit breuksteen, met
uitzondering van de twee meest oostelijke traveeën. De vlak omlijste
steekboogdeur vergezeld van een dito venster werden zoals de jaarsteen aangeeft,
in 1759 toegevoegd. Bij de restauratie in 1977 reconstrueerde men in het
woonhuis de drie beluikte kruisvensters onder dubbele ontlastingsboog waarboven
men drie dakkapellen met leien bebording onder een afgesnuit leien zadeldak met
loden piron toevoegde; in de stal werd een modern venster aangebracht. Het
houten waterrad werd in 1934 vervangen door een metalen exemplaar (zie datum in
het beton [19]34).
Westelijke zijgevel met hoekkettingen, aan de erfzijde afgerond; aandak;
vlechtingen in gesinterde baksteen en overhoeks top- en schouderstukken op
geprofileerde consoles. Een groot steekbogig laadvenster met negblokken,
oorspronkelijk beluikt en met een trapeziumvormige sluitsteen, werd in 1977
voorzien van een druiplijst. Erboven een totaal verweerde gevelsteen onder
druiplijst waarop te lezen stond "ANNO/1762" (zie tekening Van Heusden).
Oostelijke zijgevel met gedeeltelijke hoekkettingen, vlechtingen, top- en
schouderstukken, twee kelder- en twee topvensters met negblokken en een in 1977
toegevoegde steekboogdeur met dagkanten van hergebruikt materiaal.
Interieur. De kelder onder het woonhuis is bereikbaar via een trap in blauwe
hardsteen en bestaat uit twee ruimten onder een tongewelf waarvan de eerste een
waterput bevat. Woonkamer met drie kwarthol geprofileerde natuurstenen
deuromlijstingen en een oorspronkelijke 17de-eeuwse barokke schouw opgebouwd uit
zwartmarmeren schouwwangen waarop een zwart geschilderde houten geprofileerde
schouwbalk.
De molenuitrusting die voor circa 75% bewaard was gebleven, werd in 1977
gerestaureerd en aangevuld waardoor de molen opnieuw maalvaardig werd.
Tweebeukige langsschuur van drie traveeën onder rood pannen zadeldak, nok haaks
op de straat, aan weerszijden uitgebreid met lagere volumes onder lessenaarsdak,
geregistreerd op het kadaster in 1930. Gerestaureerd in de 1977 waarbij men
onder meer de rechthoekige openingen van het aanpalende karrenhuis aangepast
heeft tot steekbogen.
Paarden- en varkensstal. Rechthoekig bakstenen volume met getoogde muuropeningen
onder verspringende rode pannen zadeldaken, nok haaks op de straat,
respectievelijk opgetrokken circa 1910 en circa 1930. De paardenstal heeft een
laadvenster met leien bebording onder een afgesnuit leien zadeldak met loden
piron van 1977.
Volledig gerenoveerd bakhuis uit het begin van de 20ste eeuw. Verankerde
baksteenbouw op rechthoekige plattegrond onder een Vlaams pannen zadeldak, nok
parallel aan de straat. Rechthoekige muuropeningen onder houten lateien.
Herstelde oven.
Bron: Van Damme M. met medewerking van Debacker I. & Boekstal P. 2005:
Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente
Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen
door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, (onuitgegeven werkdocumenten).
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
|