In een akte van 1153 is van abt Diederik sprake. De abdij kwam toen
in het bezit van gronden in Mark-bij-Edingen. Naar het voorbeeld van
Humbertus legde Diederik zich toe op de uitbreiding van het
abdijdomein. Het was een voorspoedige tijd waarbij het aantal
kloosterlingen voortdurend aangroeide. Walter van Campenhout schonk
in 1154 zijn erfgoed van Amelgem aan de abdij. Het bevatte naast
akkerland en weiden ook twee watermolens.
Op 1 oktober 1159 kwam een zware beproeving voor de abt en zijn
abdij. Toen ging het klooster in vlammen op. De reden hiervoor was
de wraak van de vijandelijke soldaten daar de abdij steeds aan de
kant van de Berthouts stond. In datzelfde jaar zullen de Berthouts
hun stamhuis naar Mechelen overplaatsen maar ze bleven de abdij
steunen.
In een oorkonde van 1186 is er melding van Diederik als gewezen abt
maar het jaar van zijn dood is onbekend.