Godefridus Van Overstraeten
Martinus Van Overstraeten werd te Merchtem geboren op 19 april 1815.
Hij werd ingekleed ontving op 8 september 1835 en ontving de
kloosternaam Godefridus. Hij was een van de eerste novicen die te
Grimbergen werden ingekleed na de Franse omwenteling. Zijn noviciaat
volgde hij te Averbode. Op 9 maart 1837 legde hij zijn geloften af
en op 10 juni 1838 werd hij priester gewijd. Op 11 december van
datzelfde jaar werd hij coadjutor benoemd van E.H. Ottoy, pastoor
van Park en hersteller van de abdij aldaar. Van deze gelegenheid
maakte Godefridus gebruik om aan de Hogeschool van Leuven lessen van
godgeleerdheid te volgen.
Een goed jaar later, in 1840, keert hij naar Grimbergen terug waar
hij prior en onderpastoor wordt van de parochie Grimbergen. In 1849
wordt hij coadjutor van superior Van den Bergen en op 5 oktober 1850
wordt hij pastoor. Hij zou dit 7 jaar lang blijven.
Op 19 juli 1851 werd hij tot superior gekozen. Als pastoor zette hij
het werk van Van den Bergen voort. Hij liet de kerk en de
schilderijen in de kerk grondig herstellen. Hij liet eveneens een
nieuwe vloer in het schip van de kerk aanleggen in 1855.
In 1854 kocht hij, de laatste percelen aan de Wolvertemse Steenweg,
zodat het abdijgoed één geheel werd en hij liet rond het domein een
muur bouwen die een jaar later met één meter werd verhoogd. In 1856
werd gestart met de bouw van de oostvleugel van het klooster. In die
nieuwe bouw werd de kapittelzaal en de calefactoria ondergebracht.
Van Overstraeten zorgde niet enkel voor zijn eigen abdij, hij werkte
ook mee aan de uitbreiding van de Orde. In 1858 kocht hij de franse
abdij van Mondaye op in de Calvados en op 25 november 1858 werden de
eerste twee kloosterlingen daarheen gestuurd.
Voor de abdij kocht hij menige zeldzame boeken en schilderijen.
Wegens zijn zwakke gezondheid, nam hij ontslag in 1857 als pastoor
en prior Bastaens hielp hem in het innerlijk bestuur van de abdij.
Nuntius Giacomo Cattani wees op 22 januari 1862 Ludolphus van
Beveren, kloosterling van de abdij van Tongerlo, aan als coadjutor.
Ook de pastoor werd vervangen door een kloosterling van Tongerlo. Al
deze veranderingen waren éénmaal niet van die aard om zijn
gezondheidstoestand te verbeteren. Hij ging rusten in het klooster
der broeders Alexianen te Diest, waar hij in 1872 zacht in de Heer
overleed op 57- jarige leeftijd. Op dezelfde dag werden te
Grimbergen 4 prelaten (van 4 verschillende abdijen) tot abt gewijd.
Als teken van rouw ging die avond het vuurwerk niet door. De
plechtige lijkdienst had plaats te Grimbergen op 21 augustus 1872.
Hij werd te Merchtem begraven.
|
|
|