Humbertus (–1148 of 1149) († 1148)
De abdij van Grimbergen is officieel in
1128 gesticht door Norbert van Xanten, die in Antwerpen predikte en
ondermeer ook de abdijen van Park (Leuven) en Averbode oprichtte.
Eerst waren er Augustijnen te Grimbergen, onder leiding van abt
Alboldus, die in armoede leefden en kerk en klooster zagen
verkwijnen. Ze verkochten in 1120 te Ossel een boerderij en land aan
de abdij van Affligem om het tij te keren. Maar dit mocht niet baten
en ze verlieten Grimbergen.
Volgens DJ Délestré zouden reeds in 1124 Premonstratenzers naar
Grimbergen zijn gegaan, op vraag van Gerard en Arnold Berthout,
heren van Grimbergen en zonen van Wouter Draeckenbaert. Net zoals
bij de Antwerpse medebroeders stond ook deze abdij onder
rechtstreeks toezicht van Norbertus zelf, die dan in 1126
aartsbisschop van Maagdenburg werd. Grimbergen werd dan
dochter-abdij van Prémontré, geleid door hun pas verkozen abt Hugo.
In de stichtingsbrief ondertekend door Liétardus, bisschop van
Kamerrijk, gegeven in 1132, komt de naam van de eerste abt niet
voor. Volgens latere geschiedschrijvers zou Humbertus vanuit
Prémontré naar hier zijn gekomen vergezeld door Saksische broeders
die zich bij hem hadden aangesloten. Gramaye noemt hem Heribertus,
terwijl Sanderus ‘ Humbertus, abt van deze kerk’ zegt.
De eerste vermelding is pas in 1147 waarbij
Paus Eugenius III zijn confirmatiebrief richt tot ‘abt Humbertus en
zijn fraters’. De Norbertijnen namen de dag voor Onze-Lieve-Vrouw
Hemelvaart bezit van hun kerk en het eerste koorofficie was ook de
eerste vespers van de feestdag. Van bij de stichting van de Orde
richtte men dubbel-kloosters in, maar om kontakten te vermijden werd
een scheidingsmuur opgetrokken. In
1139 besloot Humbertus voor de zusters een priorij op te richten te
Nieuwenrode. Dit naar voorbeeld van abt Hugo van Prémontré, die voor
de Norbertinessen te Fontenelles een nieuw klooster liet inrichten.
Omstreeks 1543 schreef de Grimbergse abt Spira dat “de nonnen veel
strickter leefden als de mans” In 1135 trokken enkele Norbertijnen
naar Veurne om daar het ter ziele gegane Augustijnerabdij, gelegen
naast de oude Sint-Niklaaskerk, nieuw leven in te blazen. Humbertus
zond in 1139 enkele paters naar Dielegem (Jette) om er een abdij te
stichten. Hierover zijn twijfels omdat Grimbergen trouw was aan de
Berthouts, die vijanden waren van de Brabantse graaf en hertog. De
Berthouts schonken talrijke kerken en altaren, gronden en
eigendommen, gelegen tussen Ninove over Berchem en Wemmel, tot zelfs
in Berlaar, Merchtem, Schelle, Hove en Vremde. In 1147 werd dit
groot-grondbezit op aanvraag van Humbertus door paus Eugenius
goedgekeurd. De abdij droeg met alle middelen bij tot de
ontwikkeling van de landbouw in dit deel van Brabant door het bouwen
van boerderijen, het ontginnen van bossen, vruchtbaar maken van
gronden, en op vele manieren verbeteren van de levensomstandigheden
van de bewoners. Waardoor die meer dan vroeger open stonden voor
geestelijke invloed en kerstening, omdat nog veel geloof van oudsher
en bijgeloof welig tierden.
De Grimbergse oorlog tussen de Berthouts en
de Brabantse hertog, begon in 1139 en sloeg diepe wonden bij de
bevolking en de abdij. In 1142 stierf Godfried II tijdens de
veldslag van Ransbeek en brandde de abdij bijna volledig uit.
Hiierop volgde een harde strijd en de definitieve nederlaag van de
Berthouts in 1159. De abdij verloor hierdoor haar beschermheren. De
macht versnipperde en kleine adel nam de plaatselijke macht over. In
1148 heeft Hubertus nog, in afspraak met Godescalcus, abt van
Affligem, bekomen dat geestelijken voortaan op de plaats naar eigen
keuze binnen de aanhankelijkheden van beide abdijen begraven mochten
worden. Hij stief nog datzelfde jaar of in 1149. De grafsteen van
Humbertus werd in 1584 verbrijzeld bij de tweede brand van de kerk
en de sacristie. Later zijn de stukken van de steen “ in de
molenbeeck aan de cloostermolen ( nu Liermolen) vermetselt”. Abt
Diederik nam na Humbertus in 1149 het bestuur van de abdij in
handen, ten tijde van Wouter Berthout.
Bronnen :
Spillemaeckers, dr. C.L., “De abten van Grimbergen tot einde van de
18de eeuw”, 1128-1794 . Abdijboekhandel Grimbergen 1978 Délestré,
D.J. “Uit het verleden van Grimbergen”, deel 1
(SD) |