Abt Hroznata van Heesch
Hij werd geboren op 11 september 1881 te Heeswijk-Dinther
(Nederland) en kreeg bij het doopsel de roepnaam Arnold. Hij
studeerde aan het Abdijgymnasium in Berne en ontving na zijn intrede
in Grimbergen het witte kleed uit de handen van Abt Evermodus
Lahaise op 9 oktober 1899. Hij legde zijn geloften af op 9 oktober
1901 en werd op diezelfde dag drie jaar later in Namen door de
Norbertijnerbisschop Mgr. Heylen in 1904 priester gewijd.
Hij werd naar Rome gestuurd en behaalde het doctoraat in de
theologie en doceerde nadien in de abdij vanaf het jaar 1908
theologie, filosofie en nadien nog exegese en kerkelijk recht.
In 1912 werd hij supprior en in 1916, prior bij Prelaat
Hoppenbrouwers. Naast zijn taken als docent en prior wist hij nog
tijd te maken om ontelbare bezinningsdagen en conferenties te houden
voor de leden van de Boerinnenbond. Te voet en later per fiets ging
hij daarheen en heel vaak vertoonde hij bij zijn uiteenzettingen
dia’s en ander didactisch materiaal.
Tijdens de eerste wereldoorlog hield prior van Heesch een dagboek
bij. Na de oorlog liet hij samen met Prelaat Hoppenbrouwers en
Burgemeester van Campenhout een boek uitgeven onder de titel:
‘Grimbergse herinneringen uit den grooten oorlog’. In datzelfde jaar
publiceerde hij ‘Vrouwenzorg’ dat in 1924 een tweede uitgave kende.
Ook schreef hij een boekje onder de titel ‘Naar Rome’ en later
schreef hij voor Pro Nostris een lijvig artikel over Bonlieu. Toen
hij abt was, schreef hij in 1949 ‘Pater De Sany’ en in 1950 ‘Pater
Hoendervangers’, beiden handelend over de pioniers van de missie in
Zuid-Afrika.
In 1918 werd hij vestiarius benoemd en later ook nog provisor en
cellier. Op 27 april 1942 bij de keuze van Augustinus Cantinjaeu als
opvolger van Prelaat Hoppenbrouwers, werd hij pastoor in een van de
parochies van de abdij van ’t Park in Jezus Eik en drie jaar later
in Elingen.
Kort daarop werd hij abt gekozen op 28 maart 1946 en ontving de
abtszegening van generaal-abt Hubertus Noots op 25 april 1946. De
abten van Park Versteylen en Stalmans van Tongerlo verleenden
hierbij assistentie.
Terug in de abdij begon Prelaat van Heesch weer even enthousiast les
te geven als vroeger.
Op verzoek van Mgr. Lucas, bisschop van Kaapstad in Zuid Afrika,
aanvaardde de abt om kloosterlingen van onze abdijgemeenschap naar
dit terrein te sturen. Dit gebied was tweemaal zo groot als ons land
en Worcester zou de hoofdzetel van het missiegebied worden. Later
werd echter Kommetjie in de omgeving van Kaapstad een huis gebouwd
dat als priorij zou kunnen dienst doen. Op 2 mei 1951 vertrokken de
eerste drie confraters naar het zuiden. Kort nadien zouden nog
verschillende anderen volgen.
Wegens zijn hoge leeftijd nam hij ontslag als abt op 2 december
1957. Een maand later, op 28 januari 1958, trekt hij naar Tancrémont
bij Banneux waar hij ontelbare diensten heeft bewezen bij de
pelgrims die er jaarlijks heenkwamen. Frans, Nederlands of Duits
spreken leek voor hem geen probleem te zijn. Hij voelde zich weer
helemaal de pastoor van weleer in Jezus Eik. ‘Dat waren de mooiste
jaren van mijn leven’ dorst hij wel eens te zeggen. Na drie jaar
komt hij ziek terug naar Grimbergen en wordt in het gasthuis door de
Zusters op voortreffelijke wijze verzorgd. Verschillende jubilea
mocht hij vieren. Rustig en geheel voorbereid keerde hij terug naar
het Vaderhuis op 14 juli 1965 en werd enkele dagen later op ons
kerkhof in de schaduw van zijn geliefde abdijkerk begraven.
|